Waarschuwingsplicht bij aanneming van werk: kernverplichting

December 2024

De overeenkomst tussen een opdrachtgever en een werf kwalificeert naar Nederlands recht in principe als  een overeenkomst tot aanneming van werk. Onder een dergelijke overeenkomst heeft een scheepswerf in beginsel twee kernverplichtingen. Dit betreft enerzijds een verplichting tot (conforme) oplevering, en anderzijds een verplichting om de opdrachtgever te waarschuwen voor onjuistheden in de opdracht voor zover de aannemer deze kende of redelijkerwijs behoorde te kennen. In een recent arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden[1] wordt inzicht gegeven in de invulling en reikwijdte van deze waarschuwingsplicht.

Wat is de waarschuwingsplicht?
De waarschuwingsplicht van de aannemer in het kader van aanneming van werk is een verplichting om de opdrachtgever te wijzen op gebreken, risico’s of onjuistheden die tijdens de uitvoering van het werk aan het licht komen. Deze verplichting is met name relevant als deze risico’s voortvloeien uit beslissingen van de opdrachtgever zelf of uit onjuiste instructies, zoals een verkeerd ontwerp of ondeugdelijke materialen.

Artikel 7:754 BW vormt het wettelijke kader. Hierin staat dat een aannemer de opdrachtgever moet waarschuwen als hij weet of redelijkerwijs behoort te weten dat een bepaald ontwerp of bepaalde materialen niet geschikt zijn voor de uitvoering van het werk. Deze plicht gaat verder dan een passieve mededelingsverplichting: het vereist een actieve houding van de werf. Fouten in een ontwerptekening die wordt aangeleverd door de opdrachtgever kunnen een werf bijvoorbeeld zwaar aangerekend worden.

Het geschil
De zaak waar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden over heeft geoordeeld betreft een geschil over de onderhoudswerkzaamheden die door een scheepswerf (de aannemer) zijn uitgevoerd aan een zeiljacht in opdracht van de eigenaar. Onderhoudswerkzaamheden aan een schip kwalificeren ook als aanneming van werk.

Na oplevering van die werkzaamheden is het schip gezonken. De scheepswerf heeft het schip daarna geborgen en herstelwerkzaamheden verricht. De opdrachtgever houdt de werf aansprakelijk voor de schade die hij als gevolg van het zinken van het schip heeft geleden. De opdrachtgever wil daarom de rekeningen van de werf voor het onderhoudswerk en de bergings- en herstelkosten niet (volledig) betalen.

Tussen partijen staat het vast dat het schip is gezonken doordat de stalen standpijp van de spoelbakafvoer direct onder de afsluiter is doorgeroest en gebroken.

Tussen partijen zijn echter geen duidelijke afspraken gemaakt over de omvang van de door de werf te verrichtte werkzaamheden. In een e-mail worden die werkzaamheden omschreven als 'al het onderhoud, ijzer en hout'. Het is daarom niet direct duidelijk dat onderhoud aan de standpijp onderdeel is van de overeengekomen werkzaamheden. Het hof stelt daarom eerst vast wat de precieze inhoud en reikwijdte van de door de werf te verrichten prestaties in het kader van die overeenkomst zijn geweest. Het hof doet dat aan de hand van de zogenaamde Haviltex-maatstaf[2]. Die maatstaf brengt mee dat de bewoordingen in de e-mail niet doorslaggevend zijn om te achterhalen wat de bedoeling van partijen over de inhoud van hun overeenkomst is geweest, maar dat moet worden gekeken naar alle omstandigheden.[3]

Volgens de stellingen van de werf zelf zijn de werkzaamheden uitgebreid tot die onderdelen die de werf gaandeweg zou tegenkomen, zoals het houten schuifluik boven de kajuit, de voortstuwing en sierelementen en op enig moment vervanging van accu’s. Volgens het gerechtshof kan een dergelijke uitbreiding ook inhouden dat onderzoek wordt gedaan naar gebreken die niet direct zichtbaar zijn, zoals de corrosie aan de binnenzijde van de standpijp.

Naar oordeel van een door de eigenaar ingeschakelde deskundige hadden, gezien het bouwjaar van het schip de standpijpen reeds vervangen moeten zijn. Dat had door de werf opgemerkt moeten worden. Volgens deze deskundige valt het controleren van de metalen standpijpen onder de standaardwerkzaamheden en is het in de plezier- en beroepsvaart een algemeen bekend gegeven dat standpijpen altijd inwendige corrosie zullen vertonen als gevolg waarvan het vaartuig kan zinken. De werf weerspreekt dit standpunt van de deskundige niet. Het hof oordeelt daarom dat de werf in dit geval een waarschuwingsplicht had, zelfs al lag het risico deels buiten de directe opdracht. Het hof oordeelt vervolgens dat door de inspectie van de standpijp achterwege te laten de werf toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst. De opdrachtgever hoeft daarom de bergings- en herstelkosten niet te betalen, maar wel de kosten voor de onderhoudswerkzaamheden.

Grenzen en uitzonderingen
Hoewel de waarschuwingsplicht ruim wordt opgevat, zijn er ook grenzen aan de waarschuwingsplicht. Een aannemer hoeft niet te waarschuwen als:

  1. De opdrachtgever zelf als deskundig kan worden beschouwd en bekend mag worden verondersteld met de gebreken, risico’s of onjuistheden.
  2. Het risico volledig buiten de kennis en expertise van de aannemer ligt.
  3. De waarschuwing niet redelijkerwijs van de aannemer kan worden verwacht, bijvoorbeeld omdat de gebreken pas na zeer specialistisch onderzoek aan het licht zouden komen.

In deze zaak speelde daarom een rol dat de opdrachtgever een leek was en niet over voldoende kennis beschikte om de aanwezigheid en gevolgen van het gebrek volledig te overzien en de werf zich (op haar website) afficheert als deskundig onderhouds-en reparatiebedrijf. Dat wordt de werf zwaar aangerekend.

Van belang is verder dat artikel 7:754 BW van regelend recht is. Dat betekent dat het partijen vrij staat om van de wet afwijkende afspraken te maken. Dat mag alleen niet als de afwijking nadelig is voor een particuliere opdrachtgever (artikel 7:754 lid 2 BW). Commerciële partijen kunnen zodoende de waarschuwingsplicht van de aannemer contractueel volledig uitsluiten of de omvang van de waarschuwingsplicht beperken. Daarvoor is echter wel van belang dat die uitsluiting of beperking van de waarschuwingsplicht uitdrukkelijk wordt gedaan. Een (algemene) uitsluiting van aansprakelijkheid, zoals vaak in algemene voorwaarden is opgenomen, is in de regel onvoldoende om de waarschuwingsplicht uit te sluiten.[4]

Conclusie
De waarschuwingsplicht is een belangrijk onderdeel van de overeenkomst tot aanneming van werk en wordt vaak over het hoofd gezien door partijen. Met zijn recente arrest bevestigt het Hof Arnhem-Leeuwarden dat deze plicht breed moet worden geïnterpreteerd. Voor scheepswerven (en aannemers) geldt dat zij er beducht op moeten zijn dat de waarschuwingsplicht ook kan zien op zaken die – strikt genomen - buiten de aangenomen werkzaamheden vallen.

* * *

[1] Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 28 mei 2024, ECLI:NL:GHARL:2024:3594.
[2] Hoge Raad 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158, Haviltex.
[3] “(…) hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en hebben afgeleid uit elkaars verklaringen en gedragingen, overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen, en van hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
[4] Zie bijvoorbeeld Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 21 januari 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:550 .

Deel dit artikel

Gerelateerde artikelen

Nieuwsbrief

Wilt u op de hoogte blijven van belangrijke ontwikkelingen en updates, dan kunt u zich aanmelden voor onze nieuwsbrief!

©2024 Van Traa advocaten N.v. Alle rechten voorbehouden