Vertragingsclaims en buitengewone omstandigheden
Oktober 2024
Het onderscheid tussen ‘interne’ en ‘externe’ gebeurtenissen bij de beoordeling van buitengewone omstandigheden
Inleiding
Op grond van Verordening 261/2004[1] is een luchtvaartmaatschappij in beginsel gehouden de passagier te compenseren wanneer een vlucht wordt geannuleerd of wanneer een passagier zijn eindbestemming met meer dan 3 uur vertraging bereikt. De luchtvaartmaatschappij kan van deze verplichting worden vrijgesteld als zij kan bewijzen dat de annulering of vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, die ondanks het nemen van alle redelijke maatregelen niet konden worden voorkomen. Wat precies als buitengewone omstandigheden geldt, is niet in de Verordening vastgelegd.
Op 25 september 2024 verscheen de Nederlandse vertaling van de recentelijk herziene Interpretatieve Richtsnoeren[2] van de Europese Commissie betreffende Verordening 261/2004. De Commissie beoogt hiermee de Richtsnoeren uit 2016 bij te werken, met als doel om meer duidelijkheid te verschaffen over een aantal bepalingen van de Verordening. De Richtsnoeren moeten een antwoord bieden op problemen die het vaakst worden gemeld door handhavingsinstanties, passagiers en passagiersverenigingen, het Europees Parlement en vertegenwoordigers uit de sector.[3] Een van de ‘problemen’ die zich voordoet, is dat er discussie blijft bestaan over de vraag welke gevallen als buitengewone omstandigheden in de zin van de Verordening gelden. Daarover bieden de herziene Richtsnoeren nu meer duidelijkheid ten opzichte van de Richtsnoeren uit 2016 omdat in de herziene Richtsnoeren belangrijke recente rechtspraak van het Hof van Justitie is verwerkt. Het in deze rechtspraak ontwikkelde onderscheid tussen ’interne’ en ’externe’ gebeurtenissen is nu ook expliciet opgenomen in de Richtsnoeren.[4] De Commissie gaat ervan uit dat de huidige regels hierdoor effectiever en consistenter kunnen worden gehandhaafd.
Hoe zat het nu ook alweer met het begrip ‘buitengewone omstandigheden’ en wat is er dan ten aanzien van de interpretatie veranderd in de afgelopen jaren?
Buitengewone omstandigheden
Beslissingen van de luchtverkeersleiding worden volgens paragraaf 15 van de considerans van de Verordening 261/2004 beschouwd als buitengewone omstandigheden. Daarnaast geeft paragraaf 14 een niet-limitatieve opsomming van gebeurtenissen die als buitengewone omstandigheden kunnen worden aangemerkt:
“[…] Dergelijke omstandigheden kunnen zich met name voordoen in gevallen van politieke onstabiliteit, weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen, beveiligingsproblemen, onverwachte vliegveiligheidsproblemen en stakingen die gevolgen hebben voor de vluchtuitvoering van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert.”
Of een gebeurtenis als buitengewone omstandigheid kan worden aangemerkt, moet per geval worden beoordeeld. Het Hof van Justitie heeft hier in zijn jurisprudentie nadere invulling aan gegeven.
Interpretatie in de rechtspraak
In het Wallentin-Hermann-arrest[5] heeft het Hof van Justitie twee cumulatieve voorwaarden ontwikkeld voor de vraag of een gebeurtenis als een buitengewone omstandigheid kan worden aangemerkt. Een luchtvaartmaatschappij kan op grond daarvan een beroep doen op buitengewone omstandigheden wanneer het een gebeurtenis betreft die:
- vanwege de aard of oorsprong niet inherent is aan de normale uitoefening van het bedrijf van de betrokken luchtvaartmaatschappij en;
- waarop de luchtvaartmaatschappij geen daadwerkelijke invloed kan uitoefenen wegens de aard of de oorsprong van die gebeurtenis.
In zijn daarop volgende rechtspraak heeft het Hof van Justitie tot uitdrukking gebracht, hoewel aanvankelijk niet expliciet, dat onderscheid moet worden gemaakt tussen gebeurtenissen met een ’interne’ oorsprong en gebeurtenissen met een ’externe’ oorsprong. Een aanvaring met vogels,[6] botsingen met andere luchtvaartuigen[7] of luchthavenvoertuigen,[8] of schade veroorzaakt door een vreemd voorwerp,[9] zijn voorbeelden van gevallen die het Hof eerder (impliciet) als externe gebeurtenissen heeft aangemerkt waar de luchtvaartmaatschappij geen daadwerkelijke invloed op kan uitoefenen. In die gevallen is de luchtvaartmaatschappij dus niet gehouden compensatie aan de passagier te betalen, mits alle redelijke maatregelen zijn genomen om de vertraging of annulering te voorkomen.
In 2021 heeft het Hof van Justitie in Airhelp/SAS[10] voor het eerst expliciet overwogen dat er bij die tweede vraag onderscheid moet worden gemaakt tussen gebeurtenissen waarvan de oorsprong ’intern’ dan wel ‘extern’ aan de luchtvaartmaatschappij is toe te rekenen. In het TAS-arrest[11] van mei dit jaar heeft het Hof dit onderscheid nogmaals bevestigd. In die zaak was de vlucht van een passagier gedeeltelijk vertraagd omdat het inladen van de bagage in het vliegtuig trager verliep dan verwacht. De luchthavenexploitant die hiervoor verantwoordelijk was, beschikte over onvoldoende personeel. Onder ’externe’ gebeurtenissen vallen volgens het Hof:
“[…] alle gebeurtenissen die het gevolg zijn van het bedrijf van de luchtvaartmaatschappij en van externe omstandigheden die zich in de praktijk min of meer frequent voordoen, maar waarop de luchtvaartmaatschappij geen invloed heeft omdat zij het gevolg zijn van een natuurverschijnsel of een handeling van een derde, zoals een andere luchtvaartmaatschappij of een publieke of particuliere partij, die het luchtverkeer of de luchthavenactiviteit verstoort.”[12]
Hier moet worden opgemerkt dat het aan de verwijzende nationale rechter is om te bepalen of storingen bij het inladen van bagage inderdaad een gebeurtenis zijn waarop de luchtvaartmaatschappij geen invloed kon uitoefenen. In dit verband wijst het Hof van Justitie erop dat er geen sprake is van een externe gebeurtenis wanneer de luchtvaartmaatschappij de bevoegdheid had om daadwerkelijk zeggenschap uit te oefenen over de exploitant van de luchthaven.[13] Afgezien daarvan heeft het Hof van Justitie, door expliciet te wijzen op het onderscheid tussen interne en externe gebeurtenissen, concretere handvaten aangereikt waarmee kan worden beoordeeld of een gebeurtenis van welke aard dan ook kan worden aangemerkt als een buitengewone omstandigheid.
Onderscheid in de herziene Richtsnoeren
Aan de hand van deze concretere handvaten is het hoofdstuk over de interpretatie van buitengewone omstandigheden in de herziene Richtsnoeren op een geheel nieuwe manier ingestoken. De aangehaalde recente rechtspraak van het Hof van Justitie is daarbij leidend en in de herziene Richtsnoeren grotendeels overgenomen. In die herziene Richtsnoeren heeft de Commissie het onderscheid tussen interne en externe gebeurtenissen niet alleen uitgelegd zoals in Airhelp/SAS en recentelijk TAS. Ook is de rechtspraak waarin dit onderscheid al impliciet door het Hof is gemaakt op een overzichtelijke wijze gecategoriseerd. Daarmee is een concrete lijst van voorbeelden (met bij ieder voorbeeld telkens een toelichting) van zowel interne als externe gebeurtenissen in de herziene Richtsnoeren verwerkt.[14]
Hoewel de (herziene) Richtsnoeren zelf geen invloed hebben op de uitlegging van de Verordening door het Hof van Justitie, kunnen zij in de dagelijkse praktijk wel dienen als leidraad. De systematische en duidelijke verwijzing bij de gegeven voorbeelden naar de relevante arresten van het Hof over de interpretatie van het begrip ‘buitengewone omstandigheden’ verduidelijkt de huidige stand van het recht. Of de herziene Richtsnoeren in de praktijk inderdaad zullen leiden tot een betere toepassing en handhaving van de regels omtrent vertraging en annulering uit de Verordening 261/2004 moet echter nog blijken.
* * *
[1] Verordening (EG) 261/2004 inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten.
[2] Interpretatieve richtsnoeren betreffende Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: ‘herziene Richtsnoeren’), raadpleegbaar via: https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=OJ:C_202405687.
[3] Paragraaf 1 van de herziene Richtsnoeren.
[4] Paragraaf 5.2 van de herziene Richtsnoeren.
[5] HvJ EU 22 december 2008, C-549/07, ECLI:EU:C:2008:771, punt 21-23 (Wallentin-Hermann).
[6] HvJ EU 4 mei 20217, C-315/15, ECLI:EU:C:2017:342, punt 26 (Peskova en Peska).
[7] HvJ EU 14 januari 2021, C-264/20, ECLI:EU:C:2021:26, punt 26 (Airhelp).
[8] HvJ EU 30 maart 2022, C-659/21, ECLI:EU:C:2022:254, punt 27 (Orbest).
[9] HvJ EU 4 april 2019, C-501/17, ECLI:EU:2019:288, punt 34 (Germanwings).
[10] HvJ EU 23 maart 2021, C-28/20, ECLI:EU:C:2021:226, punten 39-41 (Airhelp/SAS).
[11] HvJ EU 16 mei 2024, C-405/23, ECLI:EU:C:2024:408, punt 6 (TAS).
[12] Zie ook: HvJ EU 23 maart 2021, C-28/20, ECLI:EU:C:2021:226, punt 41 (Airhelp/SAS).
[13] HvJ EU 16 mei 2024, C-405/23, ECLI:EU:C:2024:408, punt 27 (TAS).
[14] De interne gebeurtenissen zijn opgenomen in paragraaf 5.2.2 van de herziene Richtsnoeren; de externe gebeurtenissen onder de letters a tot en met j zijn te vinden in paragraaf 5.2.3.
Gilmar Baboolal
Advocaat