Valt fear of loss-schade onder het schadebegrip van de CMR?
Februari 2020
In de voedingsindustrie is het niet ongebruikelijk dat, indien de angst bestaat dat de vervoerde lading is gecontamineerd, het levensmiddelenbedrijf de gehele lading laat vernietigen. Terwijl niet is vastgesteld dat de gehele lading daadwerkelijk is aangetast. Vanuit een commercieel oogpunt is deze beslissing goed te volgen. Levensmiddelenbedrijven hebben immers, naast dat zij een reputatie hebben te behouden, de angst voor eventuele terugroepacties van overheidswege. De lading wordt dus veelal niet verplicht vernietigd, maar vanuit beweegredenen die worden aangeduid als fear of loss. Dit betekent met zoveel woorden dat er geen werkelijke schade is, maar dat men het zekere voor het onzekere neemt.
De vernietiging van de gehele lading voedselproducten wegens fear of loss doet zich onder meer voor in zaken waarbij tijdens het transport verstekelingen zijn meegereisd in de vrachtwagen. Ook in zaken waarbij de zegelinstructie niet, of onvoldoende, wordt nageleefd, of als er een contaminant op de verpakking is aangetroffen, wordt veelal de gehele lading wegens fear of loss vernietigd.
Als het levensmiddelenbedrijf vervolgens een schadeclaim voor totaal verlies van de lading instelt tegen de vervoerder, speelt de vraag op of deze die schade moet vergoeden. In een niet-gepubliceerd vonnis van de rechtbank Overijssel, heeft de rechtbank deze vraag ontkennend beantwoord.
De casus
Een levensmiddelenbedrijf uit Nederland verkocht een lading smarties aan een koper uit Duitsland. De smarties waren verpakt per 10 kilogram, in niet-afgesloten, dichtgevouwen, zakken. Die zakken bevonden zich in kartonnen dozen, gestapeld op pallets. Om de stapels dozen op de pallets was krimpfolie gewikkeld. Een vervoerder heeft deze lading vanaf de opslaglocatie in Nederland opgehaald om deze vervolgens in Duitsland af te leveren.
Bij aflevering van de smarties weigerde de koper uit Duitsland de lading, omdat zij vliegen aantrof op het krimpfolie, waarmee de stapels dozen waren omwikkeld. Het levensmiddelenbedrijf deed de lading vervolgens om niet van de hand en vorderde vergoeding van de totale factuurwaarde van de lading smarties van de vervoerder. Er was echter niet vastgesteld dat de vliegen daadwerkelijk in aanraking waren gekomen met de smarties.
Komt fear of loss-schade voor vergoeding in aanmerking?
Het is dus duidelijk dat het levensmiddelenbedrijf de betreffende lading heeft vernietigd vanwege fear of loss. Het levensmiddelbedrijf wilde vanwege het risico op contaminatie geen mogelijk onveilig product in de markt brengen. In haar vonnis overweegt de rechtbank Overijssel dat, gelet op de eisen die er op het gebied van voedselveiligheid ten aanzien van het vervoer van levensmiddelen gelden, niet alleen bij daadwerkelijke contaminatie van voedingsmiddelen met – in dit geval – vliegen, maar ook bij het bestaan van een redelijke verdenking van contaminatie sprake is van een in beginsel voor rekening van de vervoerder komende schade.
Er hoeft dus geen onomstotelijk bewijs te zijn dat de lading gecontamineerd is geraakt, maar er moet sprake zijn van een redelijke verdenking van contaminatie. Het levensmiddelenbedrijf heeft in dit geval niet kunnen onderbouwen waarom een redelijke verdenking bestaat dat vliegen die zijn aangetroffen op het krimpfolie zich een weg hebben gevonden naar de smarties. Er is dus onvoldoende onderbouwd dat er sprake was van enige contaminatie. Daarom zijn de vorderingen van het levensmiddelenbedrijf afgewezen.
Analyse en commentaar
In dit vonnis geeft de rechtbank Overijssel een maatstaf voor het beoordelen van de vraag of zogenaamde fear of loss-schade voor vergoeding in aanmerking komt. In het geval dat de CMR op deze vraag van toepassing is, lijkt de CMR slechts het vergoeden van fysieke beschadiging in te sluiten. Andere vormen van schade, zoals commerciële schade, kwalificeren immers als niet-vergoedbare gevolgschade.
In een ander recent niet-gepubliceerd vonnis heeft de rechtbank Amsterdam een ladingschadeclaim van Danone afgewezen, omdat zij geen fysieke schade aan de lading heeft bewezen. In die zaak is de lading Danone-producten als gevolg van een verbroken zegel op basis van fear of loss-overwegingen uit voorzorg door Danone vernietigd. De rechtbank stelde daar voorop dat voor een gegronde schadeclaim op basis van art. 17 CMR eerst dient te worden vastgesteld dat er daadwerkelijk sprake is van een substantiële fysische verandering van de goederen, voordat de omvang van de schade kan worden bepaald. Danone heeft niet kunnen aantonen dat de lading fysiek is beschadigd en daarom wordt haar vordering afgewezen.
De rechtbank Amsterdam staat in dit vonnis dus de strikte opvatting voor dat voor schadevergoeding op basis van de CMR slechts ruimte is als fysieke schade aan de lading is bewezen. In voorkomend geval kan het economisch en praktisch niet altijd mogelijk zijn om een dergelijke contaminatie te bewijzen. In dat licht bezien, valt er dus wel wat te zeggen voor de maatstaf die de rechtbank Overijssel in de hiervoor behandelde zaak aanlegt voor het beoordelen van fear of loss-schades. Het is daarom voorstelbaar dat deze maatstaf bruikbaar kan zijn om bijvoorbeeld schades als gevolg van meegereisde verstekelingen, of als gevolg van het ontbreken/afbreken van een zegel, te beoordelen.
Voor vragen en/of opmerkingen kunt u contact opnemen met Leendert van Hee.