Spoorvervoerders opgelet! Verlichting op geduwd rijdende goederentreinen
Januari 2021
Spoorvervoerders opgepast: uw rangeerdeel dient indien geduwd gereden verlichting te voeren op de vooroplopende wagon.
Geduwd rijden
In Nederland zijn nog steeds veel spooraansluitingen, sporen in havengebieden of opstelterreinen waar treinen of rangeerdelen geduwd worden gereden. Met geduwd rijden wordt bedoeld een trein met een locomotief en daaraan gekoppeld één of meer wagons waarbij de trein ‘achteruit’ wordt bewogen, met de laatste wagon vooroprijdend derhalve. Dit gebeurt veelal met radiografisch bestuurde locomotieven, waarbij de machinist de locomotief bedient met een bedieningskast in zijn hand, terwijl hij of zij naast de trein loopt of staat. Dit laatste is vanuit arbeidsomstandighedenwetgeving te prefereren boven de traditionele methode, waarbij de machinist op de opstaptrede van de geduwd vooroplopende wagon staat.
Feitelijke achtergrond vonnis
Op een late augustusavond in 2018 reed volgens deze laatste methode een rangeerdeel geduwd vanaf het emplacement Moerdijk naar de CTT-terminal. Daarbij moest een niet beveiligde overweg worden gepasseerd, voorzien van andreaskruizen. Bij nadering van de overweg zag de machinist een vrachtauto naderen die niet voor de trein afremde. Ondanks waarschuwingen van de machinist richting de chauffeur van de vrachtauto reed deze door, waarna een aanrijding tussen de geduwde trein en de vrachtauto volgde. De machinist bleef ongedeerd, maar de vooroplopende wagon raakte beschadigd en de oplegger van de vrachtauto raakte ernstig beschadigd. Beide partijen vorderden vergoeding van schade jegens elkaar. De trein stelt de vordering bovendien in tegen de WAM-verzekeraar van de vrachtauto.
Hoofdregels
In het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 23 april 2020 [1] wordt de hoofdregel nog eens herhaald en tot uitgangspunt genomen: Op grond van artikel 185 lid 1 Wegenverkeerswet 1994 (WVW) is de eigenaar van de vrachtwagen aansprakelijk voor de schade aan de zijde van de trein, omdat het gaat om een aanrijding tussen een motorrijtuig en een niet-motorrijtuig. Om aansprakelijkheid te ontlopen zou overmacht moeten worden gesteld, maar daarover stelde de eigenaar van de vrachtwagen niets. Een tweede hoofdregel wordt door de rechtbank Oost-Brabant ook nog eens herhaald: Op grond van artikel 15a lid 2 Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens (RVV) heeft spoorverkeer bij een overweg voorrang ten opzichte van alle andere verkeersdeelnemers.
Verlichting
De eigenaar van de vrachtwagen stelde echter dat de vooroplopende geduwde wagon ten onrechte geen verlichting voerde, dat de chauffeur van de vrachtwagen de trein daarom niet heeft gezien en dat het feit dat de wagon geen verlichting had, eigen schuld van de trein in de zin van art 6:101 BW oplevert. De rechtbank stelt de eigenaar van de vrachtwagen in het gelijk dat volgens de regelgeving de vooroplopende wagon inderdaad verlichting had moeten voeren. Van de zijde van de trein was gesteld dat de duwende locomotief correcte verlichting voerde en dat dit (hoewel deze locomotief zich geduwd aan de staart van de trein bevond) volgens de regelgeving volstaat. De rechtbank onderschrijft dit standpunt niet.
Oordeel
De rechtbank oordeelt dat de trein reed op wat kan worden aangeduid als een spoorwegemplacement en dat op grond van art 34 lid 1 Besluit Spoorverkeer (zoals dat luidde op 15 augustus 2018) geldt dat een trein tijdens het gebruik van een hoofdspoorweg uitsluitend binnen een spoorwegemplacement aan de voor- en aan de achterzijde is voorzien van tenminste een brandend wit licht. Daarbij moet onder een trein worden verstaan ‘een spoorvoertuig of samenstel van spoorvoertuigen’ (art. 1 Besluit Spoorverkeer). De rechtbank komt dus tot de slotsom dat de trein ten onrechte geen verlichting voerde op de vooroplopende geduwde wagon. Volgens de rechtbank heeft de trein een wettelijke (veiligheids-)norm overtreden. Dat de trein stapvoets reed en de machinist heeft geclaxonneerd doet daaraan niet af, aldus de rechtbank.
De rechtbank beoordeelt vervolgens of de ontbrekende verlichting heeft bijgedragen aan het ongeval en oordeelt negatief. De vrachtwagen reed met een zodanig hoge snelheid zonder af te remmen dat de vraag is of, als de vrachtwagen treinverlichting zou hebben gezien, deze tijdig zou hebben geremd. Dit is door de vrachtwagen niet aannemelijk gemaakt. De rechtbank acht derhalve een oorzakelijk verband tussen de door de trein overtreden wettelijke (veiligheids)norm en het ontstaan van de aanrijding afwezig en wijst op deze grond (eigen) schuld van de trein af.
Kortom, de rechtbank wees de vordering van de trein toe en de (tegen) vordering van de vrachtwagen af.
Slotsom
Lang is gedacht dat geduwde treinen/rangeerdelen op emplacementen of spooraansluitingen geen verlichting hoeven te voeren op de vooroplopende wagon. De uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant leert ons het tegendeel. Het liep bij het ongeval in augustus 2018 in Moerdijk goed af.Er was over en weer materiële schade, maar geen persoonlijk letsel. Voor hetzelfde geld had het voor de machinist heel anders kunnen aflopen als hij niet uit voorzorg tijdig van de trein was afgesprongen.
Spoorvervoerders doen er op grond van de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant goed aan hun veiligheidsmanagementsysteem aan te passen en tot voorschrift aan rijdend personeel te maken dat bij geduwd rijden met een rangeerdeel op emplacement of spooraansluiting de voorste geduwde wagon van verlichting wordt voorzien.
* * *
[1] Rechtbank Oost-Brabant 23 april 2020, ECLI:NL:RBOBR:2020:2359.