Slootmaaiers laten er geen gras over groeien: slootmaaien is geen grondroeren
April 2021
Onlangs sprak ik met een aannemer die tijdens het maaien van een sloot per abuis een kabel had geraakt. De aannemer vertelde dat er discussie was ontstaan met een netbeheerder over wie de schade aan de kabel moest betalen. Volgens de netbeheerder zou de aannemer de schade moeten vergoeden, omdat de slootmaaier de voorzorgsmaatregelen uit de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken (WIBON) en de Richtlijn zorgvuldig graafproces niet zou hebben nageleefd. Deze stelling van de netbeheerder gaat voor het slootmaaien echter niet op. Dat licht ik toe aan de hand van een in augustus 2019[1] gewezen vonnis.
Bij slootmaaien gaat het om het afknippen van riet in sloten en de verwijdering ervan. Deze werkzaamheden worden doorgaans verricht met een maaikorf die is bevestigd aan een tractor, die op de kant langs de sloot rijdt. De maaikorf wordt rustig door het water gehaald en knipt het riet en de waterplanten net onder het water af. Het maaien van een sloot is noodzakelijk voor de doorstroming van het water. Ook in de zaak die ten grondslag lag aan het vonnis van augustus 2019 stelde de netbeheerder dat de slootmaaier onrechtmatig had gehandeld, omdat de slootmaaier in strijd met art. 2 van de WIBON en de Richtlijn zorgvuldig graafproces geen voorzorgsmaatregelen zou hebben getroffen.
De WIBON biedt een wettelijke basis voor de verplichting van de grondroerder om zorgvuldig te werk te gaan bij de uitvoering van graafwerkzaamheden. Zo dient er voor de werkzaamheden een graafmelding te zijn gedaan en dient de ligging van een net te worden gelokaliseerd. Er dient verder door de grondroerder zorgvuldig te worden gegraven. Wat dit precies inhoudt, is uitgewerkt in de Richtlijn zorgvuldig graafproces.
Voor toepasselijkheid van voornoemde verplichtingen is het van belang om na te gaan of sprake is van een “grondroerder” in de zin van de WIBON of de Richtlijn. Een “grondroerder” is op grond van art. 1 WIBON degene onder wiens verantwoordelijkheid of leiding graafwerkzaamheden worden verricht. Onder “graafwerkzaamheden” wordt volgens hetzelfde artikel verstaan het mechanisch verrichten van werkzaamheden in de ondergrond. Volgens de Richtlijn wordt onder “ondergrond” verstaan de bodem vanaf het maaiveld of de waterbodem. Het maaien van de sloot vindt plaats in het water. Om deze reden is van belang dat volgens de Richtlijn onder “waterbodem” wordt verstaan de permanente of incidentele bedding van het oppervlaktewater, veelal bestaande uit bodemmateriaal dat in de loop van de tijd vanuit het oppervlaktewater is afgezet. Daarbij merk ik op dat het uitvoeren van maaiwerkzaamheden, in tegenstelling tot baggerwerkzaamheden en andere werkzaamheden, niet expliciet in de Richtlijn is vermeld.
De rechtbank volgt deze definities uit de Richtlijn en concludeert terecht dat het maaien van een sloot, waarbij niet wordt gebaggerd, niet kan worden aangemerkt als het beroeren van de grond. Slootmaaien valt daarom niet onder de werking van de WIBON en de Richtlijn. Dit volgt volgens de rechtbank uit de aard van de werkzaamheden, omdat bij het maaien het riet net onder de waterlijn wordt afgeknipt en de ondergrond niet wordt geraakt. Een maaikorf is ook constructief niet geschikt om de bodem van de sloot uit te diepen en evenmin voor baggerwerkzaamheden of het doordringen van de slootbodem. De maaikorf zal bij het uitvoeren van dergelijke werkzaamheden kapot gaan. Een slootmaaier hoeft er volgens de rechtbank ook geen rekening mee te houden dat zich op de wateroppervlakte, dan wel direct daaronder, een kabel of een leiding bevindt.
Uiteraard dient een slootmaaier de werkzaamheden wel zorgvuldig te verrichten, maar op de slootmaaier rust dus in beginsel geen onderzoeksplicht in de zin van de WIBON of de Richtlijn aangezien het slechts om maaiwerkzaamheden gaat en geen sprake is van “grondroeren” of “graafwerkzaamheden” in de zin van deze regelgeving. Het doen van een KLIC-melding voorafgaand aan het slootmaaien is dus in beginsel niet nodig. Dit oordeel van de rechtbank Rotterdam is overigens in lijn met de vaste rechtspraak op dit punt.[2]
Mocht u een dergelijke kwestie aan de hand hebben en advies willen? Of wilt u in het algemeen sparren over risico’s en aansprakelijkheid bij kabelschade? Neem dan contact met ons op.
* * *
[1] Rb. Rotterdam 2 augustus 2019, zaaknummer: 7224386 CV EXPL 18-40139 (ongepubliceerd).
[2] Hof Amsterdam 23 oktober 2012, ECLI:NL:GHAMS:2012:BY6798, Rb. Breda 16 juli 2008, ECLI:NL:RBBRE:2008:BD7510.