Kabelschades - herstel schades in eigen beheer?
Juli 2020
Kunnen netbeheerders die in eigen beheer storingen detecteren en herstellen de kosten volledig doorbelasten aan de schadetoebrenger?
Inleiding
Er is geregeld discussie, zowel buiten als in rechte, over de vraag hoe na kabelbeschadiging de kosten wegens storingsherstel door netbeheerders moeten worden vastgesteld en welke kosten doorberekend kunnen worden aan de schadetoebrengende partij. Wij hebben daar reeds eerder in het kader van het door ons in november 2019 georganiseerde kabelschadeseminar aandacht aan besteed.
De Hoge Raad heeft zich hier nu over moeten buigen naar aanleiding van een geschil tussen netbeheerder Liander en verzekeringsmakelaar Meeùs. Op verzoek van partijen heeft de Hoge Raad bij arrest van 21 februari 2020 een principiële uitspraak gedaan (zie HR 21 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:315).
Vraagstelling
Bij grondroerende werken worden af en toe door derden, veelal aannemers, schades toegebracht aan leidingen die behoren tot netten. Liander is op grond van de Gaswet respectievelijk de Elektriciteitswet de netbeheerder. Het storingsherstel na het ontstaan van een schade wordt door Liander verricht met eigen personeel. Het overige herstel, waaronder graafwerk, wordt in de meeste gevallen verricht met behulp van derden, dat wil zeggen ingehuurde aannemers.
Over de afwikkeling van de schades is tussen partijen een geschil gerezen, wat zij getracht hebben middels mediation op te lossen. De mediation heeft ertoe geleid dat partijen aan het gerechtshof de vraag voorgelegd hebben of een objectieve maatstaf kan worden gehanteerd bij de door Liander in rekening te brengen leidingschades. Liander stelt zich op het standpunt dat de door haar gehanteerde uurtarieven voor werkzaamheden van het eigen personeel bij leidingschades aan de daarvoor geldende rechtsmaatstaven voldoen indien deze tarieven niet wezenlijk afwijken van de tarieven die een representatieve groep van Nederlandse netbeheerders hiervoor in rekening brengt. Meeùs daarentegen stelt zich op het standpunt dat de tarieven, die Liander voor de werkzaamheden van haar eigen personeel hanteert, slechts aan de rechtsmaatstaven, die daarvoor gelden, voldoen indien deze niet hoger zijn dan het gemiddelde tarief dat een representatieve groep Nederlandse aannemingsbedrijven in soortgelijke gevallen in rekening brengt.
De beslissing van het hof
Het hof stelt de hoofdregel van artikel 6:97 BW voorop. In geval van zaakbeschadiging is uitgangspunt dat de eigenaar van de beschadigde zaak door die beschadiging een nadeel in zijn vermogen lijdt, dat gelijk is aan de waardevermindering die de zaak heeft ondergaan. Volgens vaste rechtspraak zou het geldbedrag, waarin deze waardevermindering kan worden uitgedrukt, in het algemeen gelijk zijn aan de – naar objectieve maatstaven berekende – herstelkosten. De aard van zodanige schade rechtvaardigt dat de rechter bij het begroten daarvan in beginsel abstraheert van omstandigheden die de bijzondere situatie van de benadeelden betreffen. Met het oog op de hanteerbaarheid van de schadeberekening bij zaakbeschadiging dient terughoudendheid te worden betracht met het aanvaarden van uitzonderingen op voormeld uitgangspunt, aldus het hof. Het hof onderkent dat het geschil geen betrekking heeft op de kosten van “gewone herstelwerkzaamheden zoals graafwerk”, maar op werkzaamheden in het kader van het storingsherstel, dat Liander op grond van eerder genoemde Elektriciteitswet en Gaswet slechts in eigen beheer kan verrichten. Volgens Liander mogen die werkzaamheden niet uitbesteed worden en kunnen die niet door anderen dan de eigen storingsmonteurs verricht worden. Het hof wijst de vordering van Liander niettemin af. Naar het oordeel van het hof zou bij de schadebegroting als toetsingsnorm moeten worden gehanteerd ‘het bedrag dat een bekwaam reparateur in rekening zou hebben gebracht’. Het hof abstraheert derhalve van de bijzondere situatie, zoals deze geschetst is door Liander. De Hoge Raad denkt daar anders over.
De uitspraak van de Hoge Raad
Anders dan het hof overweegt de Hoge Raad dat niet dient te worden geabstraheerd van de omstandigheid dat de aard van de werkzaamheden, die voor Liander als netbeheerder met storingsherstel zijn gemoeid, meebrengt dat deze werkzaamheden feitelijk alleen door medewerkers van Liander kunnen worden uitgevoerd. Die uitspraak zou te zeer in strijd komen met het uitgangspunt dat de werkelijke schade van de benadeelden moet worden vergoed, aldus de Hoge Raad.
Volgens de Hoge Raad is de norm dat de door een storing veroorzaakte schade dient te worden begroot op de naar objectieve maatstaven vast te stellen kosten die een netbeheerder maakt om een dergelijke storing met inzet van eigen medewerkers te verhelpen. In cassatie krijgt Liander derhalve op dit punt gelijk. Daarmee is Liander er echter nog niet. Liander heeft namelijk binnen het door de Hoge Raad hiervoor geschetste kader onvoldoende objectieve aanknopingspunten aangereikt om de door haar gehanteerde tarieven zonder meer als juist te kunnen aanvaarden. Liander heeft weliswaar factoren genoemd die haar tarief mede bepalen, maar zij heeft geen inzicht gegeven in de daaraan verbonden kosten of in de opbouw van de door haar of door andere netbeheerders gehanteerde tarieven. Anders gezegd, naar objectieve maatstaven kan op basis van de door Liander verstrekte informatie niet vastgesteld worden of de kosten van Liander kosten zijn die een netbeheerder maakt om een dergelijke storing met inzet van eigen medewerkers te verhelpen.
Hoe nu verder?
Duidelijk is dat gewone aannemingswerkzaamheden niet door de netbeheerder zelf verricht dienen te worden en dat de netbeheerder zal moeten aantonen dat de kosten verband houden met deze werkzaamheden naar objectieve maatstaven redelijk zijn. Dit kan met behulp van het overleggen van verschillende offertes van diverse aannemers. Dit beoordelingskader geldt echter niet voor werkzaamheden die alleen door medewerkers van de netbeheerder kunnen worden uitgevoerd. Deze herstelkosten laten zich niet eenvoudig naar objectieve maatstaven berekenen. Het zuivere storingsherstel wordt immers verricht in een beperkte en sterk gereguleerde markt van netbeheerders. Er is geen vrije markt die als objectief criterium kan dienen. Het risico bestaat dat zonder vrije markt of prijsmechanisme netbeheerders zelf de tarieven voor storingsherstel bepalen en daarmee dus ook hetgeen aan hen zou moeten worden vergoed door de schadetoebrengende partij. Om de schadetoebrengende derden tegen de gevolgen daarvan te beschermen, dient naar objectieve maatstaven vastgesteld te kunnen worden of de kosten die een netbeheerder maakt om een storing met inzet van eigen medewerkers te verhelpen, redelijk zijn. De consequentie daarvan is dat de netbeheerder, in dit geval Liander, inzage zal moeten geven in de opbouw van de tarieven en ook informatie zal moeten verstrekken over de wijze waarop andere netbeheerders de tarieven opbouwen. Kortom, de netbeheerder zal opening van zaken moeten geven en inzage in haar administratie moeten verschaffen. Dit is voor schade-experts, die de vorderingen van de netbeheerder namens aansprakelijkheidsverzekeraars en landmateriaalverzekeraars moeten beoordelen van groot belang. Voor zover ons bekend, heeft het arrest van de Hoge Raad nog geen vervolg gekregen in de lagere rechtspraak. Een concreet voorbeeld van hoe de wijze van schadevaststelling in de praktijk uitvalt, is er dan ook nog niet. Dit onderwerp wordt ongetwijfeld vervolgd, als was het maar op ons volgende kabelschadeseminar.
Robert de Haan
Advocaat, Partner