Importheffingen in de graanhandel
April 2025
Begin april 2025 werd de wereld geschokt, toen bekend werd dat de Verenigde Staten (forse) importheffingen gingen opleggen op producten uit grote delen van de wereld, waaronder de Europese Unie. Daarop kondigde de EU aan waarschijnlijk tegenmaatregelen te zullen treffen.
Eerder al had de EU, in het kader van sanctiemaatregelen, importheffingen opgelegd ter zake van producten afkomstig uit Rusland en Wit-Rusland.
In de handel rijst de vraag of dergelijke importheffingen voor rekening en risico komen van koper of verkoper. In deze blog wordt ingegaan op hoe de risicoverdeling tussen koper en verkoper is geregeld in een aantal standaardcontracten die gebruikt worden in de graanhandel, alsmede of een beroep op onvoorziene omstandigheden kans van slagen heeft.
Een casus
Een Nederlandse koper heeft 4.000 MT Europese maïs gekocht van een Duitse verkoper tegen een prijs van EUR 200/mt en met maandelijkse leveringen.
Na het sluiten van de overeenkomst wordt door de Europese Commissie door middel van een verordening bepaald dat er een importheffing van EUR 94/mt wordt geheven over Russische en Wit-Russische maïs.[1]
Vervolgens wordt het voor de Nederlandse koper duidelijk dat de Duitse verkoper weliswaar Europese maar Russische maïs zal leveren, waarover dus een substantiële importheffing wordt geheven. Voor wiens rekening komt deze importheffing?
Het handelskoopcontract
Uiteraard is het relevant of er in de koopovereenkomst zelf een bepaling is opgenomen waarin deze situatie wordt geregeld. Mocht dat niet het geval zijn, is het van belang om na te gaan of en, zo ja, welke algemene (branche)voorwaarden zijn overeengekomen.
In het standaardcontract ‘Conditiën van de Nederlandse Handel in Granen en Diervoedergrondstoffen’ (CNGD) is in artikel 42 lid 4 het volgende opgenomen: “Rechten, heffingen en belastingen op het goed drukkend, voor zover ingevoerd of verhoogd tussen de dag van verkoop en de dag van aflevering, zijn voor kopers rekening.” Uit deze bepaling volgt duidelijk dat de importheffingen als genoemd in de casus hierboven voor rekening komen van de Nederlandse koper.
Zo ook in Contract No. 41 (Contract for Grain in Bulk) van The Grain and Feed Trade Association (‘GAFTA’), art. 13: “All import duties, taxes, levies, etc., present or future, in country of destination, shall be for Buyers' account.”
Dit is anders onder het standaardcontract ‘Bepalingen Granen, Zaden en Peulvruchten’ (Bepalingen GZP). Artikel 37 lid 1 Bepalingen GZP bepaalt: “Tenzij anders overeengekomen, heeft invoering van nieuwe of wijziging van geldende heffingen en restituties geen invloed op de contractueel overeengekomen prijs.” Onder de Bepalingen GZP zijn de importheffingen dus voor rekening van degene die de goederen volgens de overeenkomst zou importeren. Dit hangt af van de overeengekomen Incoterm. Bij DDP zal dit de verkoper zijn, maar bij de andere Incoterms de koper.
De contracten DNV-7 (Deutsch-Niederländischer Vertrag Nr. 7) en FEGRA Contract van Antwerpen nr. 8 voorzien niet in een risicoverdeling ter zake van importheffingen.
Onvoorziene omstandigheden
Mogelijk kan er sprake zijn van onvoorziene omstandigheden in de zin van art. 6:258 BW. Dit artikel geeft de rechter (of arbiter) de mogelijkheid om op verzoek van een contractspartij een overeenkomst geheel of gedeeltelijk te wijzigen, of zelfs te ontbinden, als er sprake is van onvoorziene omstandigheden. Deze omstandigheden moeten wel van dien aard zijn dat ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst door de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet mag worden verwacht. De wijziging of ontbinding van de overeenkomst kan met terugwerkende kracht worden verleend door de rechter.
De rechter zal een overeenkomst niet wijzigen of ontbinden als de onvoorziene omstandigheden krachtens de aard van de overeenkomst of de in het verkeer geldende opvattingen voor rekening komen voor de partij die zich daarop beroept.[2] Ook is het vereist dat de omstandigheden op het ogenblik van het tot stand komen van de overeenkomst nog in de toekomst lagen.[3]
Er is niet snel voldaan aan de hoge eisen die gesteld worden aan een beroep op art. 6:258 BW. Als een bedrijf op een faillissement zou afkoersen als zij aan het contract zou worden gehouden, zou de rechter wellicht kunnen ingrijpen. Het enkele feit dat gehoudenheid aan het contract tot een (groot) verlies zal leiden, is in beginsel niet afdoende om een beroep op art. 6:258 BW te rechtvaardigen. De rechter kan dus niet lichtzinnig besluiten om een overeenkomst te wijzigen of te ontbinden. Ook in het Nederlandse contractenrecht geldt immers als uitgangspunt dat afspraken moeten worden nagekomen.
Conclusie
Het huidige handelsklimaat is onzekerder geworden. Het is daarom van belang om voorafgaand aan het sluiten van een contract duidelijk te hebben wat de gevolgen zijn van bijvoorbeeld een eventuele importheffing. De wettelijke mogelijkheden om onder een contract uit te komen, zoals een beroep op onvoorziene omstandigheden, zijn klein.
Het is verstandig om een en ander duidelijk in het contract te verwoorden. Dit voorkomt latere discussies. Als bepaalde standaardcondities van toepassing worden verklaard, wees er dan wel op bedacht dat er ook terzake importheffingen verschillen kunnen bestaan tussen de diverse standaardcondities.
* * *
[1] Op 17 mei 2024 heeft de Europese Commissie Annex I van de ‘Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatur en het gemeenschappelijk douanetarief’ aangepast.
[2] Artikel 6:258 lid 2 BW.
[3] HR 20 februari 1998, NJ 1998/493 (Briljant Schreuders/ABP).