De verschillende causaliteitsleren

Januari 2022

2021 was een belangrijk jaar voor het onderwerp causaliteit in het verzekeringsrecht. De Hoge Raad heeft in 2021 maar liefst 3 arresten gewezen terwijl er ook 3 zeer leesbare conclusies zijn verschenen van de advocaat-generaal die de Hoge Raad adviseert[1]

In deze bijdrage zal ik proberen om de consequenties van de uitspraken van de Hoge Raad voor de verzekeringspraktijk samen te vatten. De vraag welke causaliteitsleer moet worden toegepast kan beslissend zijn voor de vraag of verzekeraars dekking dienen te verlenen. 

De verschillende causaliteitsleren

Om het geheugen op te frissen geef ik kort de verschillende verzekeringsrechtelijke causaliteitsleren weer:

  • De conditio sine qua non (csqn)-leer: elke gebeurtenis die niet kan worden weggedacht zonder dat ook de schade wegvalt is een oorzaak van de schade.

  • De adequatie-leer: een gebeurtenis of daad die in adequaat verband staat tot de schade is als rechtsrelevante oorzaak van de schade te beschouwen.

  • De causa proxima-leer: als oorzaak van de schade wordt de gebeurtenis die in tijd het meest dichtbij de schade ligt beschouwd.

  • De dominant cause-leer: de gebeurtenis die effectief de schade heeft veroorzaakt wordt als de verzekerde gebeurtenis beschouwd. Bij toepassing van deze leer kan sprake zijn van één of meerdere gebeurtenissen die als oorzaak van de schade te beschouwen zijn. De dominant cause-leer geldt in Engeland als de heersende leer.

De visie van de A-G’s en de Hoge Raad
 
Causaliteitsvragen spelen zowel in geschillen met consumenten als in de zakelijke verzekerings­wereld. De vraag die de Hoge Raad moest beantwoorden was welke causaliteitsleer in Nederland toegepast zou moeten worden. Is dat in navolging van hetgeen in Engeland maar ook in de recente literatuur en rechtspraak bepleit wordt de dominant cause-leer?

In navolging van de conclusies van de A-G’s kijkt de Hoge Raad hier genuanceerd naar. In het arrest van 4 juni 2021 overweegt de Hoge Raad als volgt: “Bij de beantwoording van de vraag van welke causaliteitsmaatstaf moet worden uitgegaan om te bepalen of het in een verzekeringsovereenkomst verlangde causale verband aanwezig is, komt het in de eerste plaats aan om wat partijen daaromtrent zijn overeengekomen. Indien de overeenkomst niet inhoudt van welke causaliteitsmaatstaf moet worden uitgegaan is de rechter niet gehouden de aanwezigheid van dat causale verband in beginsel aan de hand van de zgn. leer van de “dominant cause” te onderzoeken.”
Anders gezegd, de dominant cause-leer is geen verplichting, maar één van de opties bij gebreke van een causaliteitsmaatstaf in de polis. 

Consequenties voor de praktijk

Wat betekent dit voor de praktijk? Indien verzekerden en verzekeraars zekerheid willen hebben over de causaliteitsmaatstaf die door de rechter toegepast wordt zal de betreffende maatstaf in de polisvoorwaarden moeten worden opgenomen. De bewoordingen van de polis zijn in dat geval leidend. Een recent voorbeeld van een in een polis opgenomen causaliteitsmaatstaf is te lezen in een recent vonnis van de rechtbank Rotterdam van 24 november 2021[2] in welk geval in de polis de volgende bepaling was opgenomen:
“Deze verzekering dekt tevens schade (…) aan de verzekerde zaken, veroorzaakt door een geheel of gedeeltelijk falen van de koelinstallatie, als rechtstreeks gevolg van: …” De polis vereist derhalve een rechtstreeks verband tussen de gebeurtenis en de schade. Bij gebreke van een causaliteitsmaatstaf in de polis is door de A-G’s bepleit dat het afhangt van de aard van de verzekering welke causaliteits­maatstaf toegepast dient te worden. Bij aansprakelijkheidsverzekeringen zou de uit het aansprakelijkheidsrecht bekende leer van de redelijke toerekening overeenkomstig toegepast kunnen worden omdat dat recht doet aan de bescherming van de benadeelde. In het handelsverkeer daarentegen is er meer behoefte aan rechtszekerheid en lijkt de dominant cause-maatstaf dat wil zeggen de gebeurtenis die effectief de schade heeft veroorzaakt nog steeds de leidende en ook gewenste leer te zijn.

Conclusie

Ondanks de 3 arresten met de uitgebreide adviezen van de A-G’s is er helaas geen duidelijkheid gecreëerd. De Hoge Raad heeft niet meer gezegd dan dat de rechter niet gehouden is de aanwezigheid van het causale verband aan de hand van de dominant cause te onderzoeken. Er is ruimte voor andere causaliteitsleren in het bijzonder de leer van de redelijke toerekening met dien verstande dat wel goed gekeken dient te worden naar de aard van de verzekering. In het handelsverkeer is dat in ieder geval niet wenselijk. Partijen die betrokken zijn bij het totstandkomen van de verzekeringsovereenkomst en duidelijkheid wensen doen er goed aan om in de polis een causaliteitsmaatstaf op te nemen.[3]

* * *

[1] ECLI:NL:HR:2021:538, ECLI:NL:PHR:2020:1078, ECLI:NL:HR:2021:815, ECLI:NL:PHR:2020:986, ECLI:NL:HR:2021:1523, ECLI:NL:PHR: 2021:284
[2] ECLI:NL:RBROT:2021:13131
[3] Zie over dit onderwerp ook de bijdrage van Harmke Brouwer VAST 2021/W/005, 16 december 2021

Deel dit artikel

Gerelateerde artikelen

Nieuwsbrief

Wilt u op de hoogte blijven van belangrijke ontwikkelingen en updates, dan kunt u zich aanmelden voor onze nieuwsbrief!

©2024 Van Traa advocaten N.v. Alle rechten voorbehouden