De verplichte aansprakelijkheidsverzekering voor jagers en het eigen recht van benadeelden

December 2024

Met kerst voor de deur en de bijkomende diners, is het wellicht leuk te weten dat er aansprakelijkheids- en verzekeringsrechtelijke aspecten verbonden zijn aan de wildstoof en andere wildgerechten. Zo is de jacht op het haas, het konijn of fazanten,[1] uiteraard niet zonder risico’s. Om die reden is een aansprakelijkheidsverzekering bij het gebruik van jachtgeweren verplicht. Benadeelden hebben een eigen recht onder die verzekering dat vergelijkbaar is met het eigen recht van benadeelden onder de WAM. In dit blog worden de ratio en de inhoud van de verplichte verzekering voor jagers, het eigen recht van benadeelden en enkele rechtszaken besproken.

De ratio van de verzekeringsplicht

Een jachtgeweeractiviteit is omgevingsvergunningsplichtig. Deze activiteit mag binnen de daarvoor geldende regelgeving onder meer alleen plaatsvinden als aan de geldende verzekeringsplicht is voldaan. Die verzekeringsplicht volgt uit art. 11.78 lid 1 Besluit activiteiten leefomgeving (‘Bal’).

De aansprakelijkheidsverzekering voor jagers is in Nederland in 1978 verplicht gesteld onder art. 12a van de indertijd geldende Jachtwet. Nederland volgde daarbij het voorbeeld van België, Luxemburg en Duitsland, mede om bij te dragen aan de verdere harmonisatie van de jachtwetgeving van de Benelux-landen. Bij de invoering heeft de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (’WAM’) als inspiratiebron gefungeerd. De aansprakelijkheidsverzekering dient ter schadeloosstelling van eventuele slachtoffers van ongevallen met het jachtgeweer in het veld. Het gebruik van een jachtgeweer is immers niet zonder gevaren en de gevolgen kunnen groot zijn als er onverhoopt iets misgaat.

De inhoud van de verzekering

Over de inhoud van deze verplichte aansprakelijkheidsverzekering is o.a. het navolgende bepaald:

  • De verzekering dient dekking te bieden van 1 april tot 1 april van het opvolgende jaar. Deze periode valt samen met de geldigheidsduur van een omgevingsvergunning voor een jachtgeweeractiviteit (voorheen: jachtakte). Die overlap is in verband met een doelmatige controle van de verzekeringsplicht.
  • De verzekering dient dekking te bieden voor geheel Nederland. Daarvoor is bij de invoering van de verzekeringsplicht gekozen omdat het idee was dat het bij een beperkte territoriale dekking moeilijk gecontroleerd kan worden of wordt voldaan aan de verzekeringsplicht.
  • De verzekering dient te worden gesloten bij een verzekeraar die het bedrijf in Nederland van schadeverzekeraar met beperkte risico-omvang mag uitoefenen. Dit biedt een extra waarborg voor eventuele benadeelden.
  • De verzekering dient minimaal dekking te bieden voor een bedrag van € 1.000.000,-.

Het eigen recht van de benadeelde

Het eigen recht dat benadeelden hebben op grond van art. 6 WAM heeft de wetgever bij de invoering van de onderhavige verzekeringsplicht geïnspireerd. Zo heeft de benadeelde eveneens een eigen recht jegens de betrokken verzekeraar op grond van art. 8.4 Omgevingswet (‘Ow’).

De aansprakelijkheidsverzekeraar voor jagers is beperkt in zijn verweersmogelijkheden jegens de benadeelde. Dit is vergelijkbaar met de beperkte verweersmogelijkheden van de WAM-verzekeraar.

Bij gebreke van afwijkende verjaringsregels in art. 8.4 Ow, ligt het voor de hand dat de verjaringsregels van art. 7:942 BW van het verzekeringsrecht van toepassing zijn. Dat betekent dat een verjaringstermijn van drie jaren te gelden zou hebben. De memorie van toelichting van art. 8.4 Ow zorgt overigens wel voor onduidelijkheid, terwijl juist bij een aspect als verjaring zekerheid geboden is.

Jurisprudentie met betrekking tot jachtongelukken

Er is weinig jurisprudentie beschikbaar over de verplichte jachtaansprakelijkheidsverzekering en het eigen recht van de benadeelde, maar het gaat bij de jacht wel degelijk weleens mis. De navolgende jurisprudentie illustreert dat ingeval van calamiteiten bij de jacht verschillende aansprakelijkheids- en verzekeringsaspecten naar voren kunnen komen:

  • Op 30 oktober 1937 (ruim vóór de invoering van de verzekeringsplicht) vond een jachtongeluk plaats. Toen zich “op een ogenblik een fazant opdeed” en de jager op de fazant wilde aanleggen, is een schot uit het geweer gevallen. Dat gebeurde nog vóórdat hij het geweer goed en wel had geëpauleerd, aldus de jager. Twee personen van het jachtgezelschap zijn door schot hagel geraakt; de een in het oog en de ander terzijde van de rechterslaap. De jager werd door de rechtbank Groningen aansprakelijk bevonden voor de gevolgen van het schot en ten aanzien van de persoon (eiser) die in het oog was geraakt, omdat aangenomen moest worden dat de jager niet de zorgvuldigheid had betracht die een jager op de jacht betaamt.[3]

  • Een andere kwestie speelde zich ook af vóór de invoering van de verzekeringsplicht. Tijdens de jacht viel een jachtgeweer op de grond en ging het af. Als gevolg daarvan raakte de eiser gewond. De rechtbank Breda verwierp bij vonnis van 1966 het verweer van de jager dat causaal verband tussen het vallen van het jachtweer en het afgaan daarvan ontbrak.[4] Omdat de afvuurinrichting van het wapen enigszins bevuild was, bestond de mogelijkheid dat het wapen bij een flinke schok afging. De jager was aansprakelijk voor de schade van eiser, omdat van de jager mocht worden verwacht dat hij van voornoemd risico kennis droeg en ook rekening hield met het “niet onwaarschijnlijk te verwachten schot als gevolg van een val op harde grond, ook al is het trekkermechanisme geborgd.”

  • Het hof Amsterdam oordeelde in 2007 dat een jager niet in strijd had gehandeld met de toen geldende (jacht)regels door voorafgaand aan de jacht niet te waarschuwen.[5] Hij had niet onrechtmatig gehandeld en was daarom niet aansprakelijk voor de waardevermindering van een paard, zoals gevorderd door de eisende partij. Het paard was geschrokken van de schoten van een jager, ten val gekomen en het had een blijvende blessure opgelopen.

  • De rechtbank Oost-Brabant heeft in 2021 bij vonnis een vordering op grond van het toenmalige art. 55 Flora- en Faunawet afgewezen. Eiser wilde via dat artikel zijn eigen recht op de aansprakelijkheidsverzekeraar van het betrokken jachtgeweer uitoefenen. Eiser had alleen niet de betrokken aansprakelijkheidsverzekeraar van het jachtgeweer in rechte betrokken, maar de gevolmachtigd assuradeur die niet de risicodrager was.[6] Overigens stond in die zaak wel vast dat de jager (eveneens in rechte betrokken) onrechtmatig gehandeld had door in de buurt van en in de richting van de vogelkwekerij van eisers te schieten op duiven. De schadevordering werd echter afgewezen omdat niet was voldaan aan het causaliteitsvereiste voor het meerdere van de vordering van eiser dan hetgeen hij reeds van de (AVP-)verzekering van de schutter betaald had gekregen.[7]

  • In oktober 2024 heeft de rechtbank Oost-Brabant een vonnis in deelgeschil gewezen, waarin de vergoedingsplicht centraal stond voor een tweetal schadeposten die de benadeelde vorderde in verband met letsel als gevolg van een ongeluk met een jachtgeweer.[8] De eiser had ten behoeve van zijn herstel een zwembad laten aanleggen en een lift in zijn huis laten plaatsen. De rechtbank oordeelde dat de daaraan verbonden kosten de dubbele redelijkheidstoets van art. 6:96 lid 2 sub a BW niet doorstonden.

Het klassieke voorbeeld van alternatieve causaliteit ex. art. 6:99 BW ‘schietpartij aan de Vecht’ is ook noemenswaardig hoewel deze kwestie geen betrekking heeft op een jachtactiviteit als zodanig. Meerdere personen hadden aan de oever en in de richting van de Vecht met een buks geschoten op een broodkorst die als schietschrijf diende.[9] De kogels gingen in de richting van het publieke vaarwater van de rivier. Een persoon die in een motorboot het gezelschap passeerde werd geraakt door één van de geloste kogels en overleed. Wie van de deelnemers aan de schietpartij het dodelijke schot gelost had, kwam niet vast te staan. Desalniettemin werden alle deelnemers van de schietpartij hoofdelijk aansprakelijk bevonden, omdat het als één complex van onvoorzichtige handelingen kon worden aangemerkt.

Slot

Het blijkt maar weer dat het aansprakelijkheids- en verzekeringsrecht interessante vraagstukken kent en dat die bij verschillende activiteiten in beeld zouden kunnen komen als het (onverhoopt) misgaat.

Zo valt ook nog te denken aan de mogelijke invloed van de invoering van de nieuwe Richtlijn Productaansprakelijkheid 2024/2853 op de aansprakelijkheid van jagers. Kan een jager onder de nieuwe richtlijn bijvoorbeeld aansprakelijk worden gehouden ingeval iemand een tand stuk bijt op een hagel dat achtergebleven is in wild dat in een gerecht is verwerkt? Of komt de slager of de kok dan juist in beeld? Zie over de nieuwe Richtlijn Productaansprakelijkheid dit blog.

Een meer uitgebreid praktijkartikel over de aansprakelijkheidsverzekering voor jagers is gepubliceerd in het digitale tijdschrift VAST.

* * *

[1] Jagers spreken over de jacht op het haas, zie o.a.: Een winterse hazenjacht - De Jagersvereniging en woordenlijst.org.
[2] Epauleren = Het geweer aan de schouders brengen.
[3] Rb. Groningen 24 maart 1939, ECLI:NL:RBGRO:1939:8.
[4] Rb. Breda 08-03-1966, ECLI:NL:RBBRE:1966:AC0236.
[5] Hof Amsterdam 7 juni 2007, ECLI:NL:GHAMS:2007:BB3703.
[6] Rb. Oost-Brabant 8 december 2021, ECLI:NL:RBOBR:2021:6403, ro. 4.2-4.5.
[7] Rb. Oost-Brabant 8 december 2021, ECLI:NL:RBOBR:2021:6403, ro. 4.39.
[8] Rb. Oost-Brabant 29 oktober 2024, ECLI:NL:RBOBR:2024:5106.
[9] Rb. Dordrecht 22 februari 1933, NJ 133, 753 (Schietpartij aan de Vecht).

Deel dit artikel

Gerelateerde artikelen

Nieuwsbrief

Wilt u op de hoogte blijven van belangrijke ontwikkelingen en updates, dan kunt u zich aanmelden voor onze nieuwsbrief!

©2024 Van Traa advocaten N.v. Alle rechten voorbehouden