De rol van de hypotheekbemiddelaar in geval van een financieringsvoorbehoud
April 2025
In mei 2018 kochten kopers een woning. Ter verkrijging van hypothecaire financiering hadden de kopers een hypotheekbemiddelaar ingeschakeld. In de koopovereenkomst was een financieringsvoorbehoud opgenomen. Dit financieringsvoorbehoud bood de kopers de mogelijkheid om de koopovereenkomst te ontbinden voor het geval zij voor een bepaalde datum geen bindend aanbod van een erkende geldverstrekker zouden krijgen. Hoewel de door de bemiddelaar ingediende financieringsaanvragen werden afgewezen, deden de kopers geen (tijdig) beroep op het financieringsvoorbehoud. Daardoor waren zij de contractuele boete verschuldigd.
De kopers verwijten de hypotheekbemiddelaar dat hij de termijn voor het inroepen van het financieringsvoorbehoud niet heeft verlengd en starten een gerechtelijke procedure. De rechtbank volgt de kopers in hun standpunt en oordeelt dat de zorgplicht van de hypotheekbemiddelaar met zich meebracht dat hij had moeten zorgdragen voor verlenging van de termijn van het financieringsvoorbehoud. Het hof oordeelde echter anders en overwoog dat de hypotheekbemiddelaar slechts was gehouden zich in te spannen voor het verkrijgen van een hypothecaire financiering en dat zijn taak niet zo ver ging dat hij het financieringsvoorbehoud had moeten inroepen of de termijn daarvan te (doen) verlengen. Deze verplichting voor de hypotheekbemiddelaar zou volgens het hof alleen kunnen worden aangenomen in geval van bijzondere omstandigheden en daarvan was – naar het oordeel van het hof – in het onderhavige geval geen sprake.
Dagmar Linstra en Manon den Hartog schreven een RAV-Wenk bij een uitspraak van het hof Amsterdam van 26 november 2024 (ECLI:NL:GHAMS:2024:3262).