De en-bloc clausule: een laatste redmiddel
Oktober 2020
Inleiding
In de polisvoorwaarden van een (consumenten)verzekering is doorgaans een en-bloc clausule opgenomen. Dit beding geeft de verzekeraar de bevoegdheid om de premie en/of de voorwaarden van alle bij hem lopende verzekeringen in een bepaalde branche, in één keer te wijzigen. Betreft het een wijziging ten nadele van de verzekeringnemer of uitkeringsgerechtigde, dan geldt voor de consumentverzekeringnemer dat hij – in ieder geval gedurende een maand nadat de wijziging hem is medegedeeld - het recht heeft de verzekering op te zeggen. Dit volgt uit de dwingendrechtelijke regeling van artikel 7:940 lid 4 BW.
Het enkele feit dat de polisvoorwaarden een en-bloc clausule bevatten, betekent niet dat de verzekeraar hier in voorkomend geval (dus) een beroep op mag doen. De rechtspraak op dit gebied is streng voor verzekeraars. In diverse uitspraken is geoordeeld dat het beroep van de verzekeraar op de en-bloc clausule naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was.
De terughoudende lijn in de rechtspraak is te begrijpen. Bij de verzekeringsovereenkomst geldt als uitgangspunt dat de verzekeringnemer ervan uit mag gaan dat de verzekeraar het overgenomen risico tegen de overeengekomen premie gedurende de overeengekomen looptijd op zich neemt en bij verwezenlijking van het risico ook draagt. De en-bloc clausule geeft de verzekeraar echter de mogelijkheid de rechten van de verzekeringnemer eenzijdig te beperken. Een dergelijke eenzijdige bevoegdheid verhoudt zich in beginsel niet met de aard van de verzekeringsovereenkomst, zodat aangenomen moet worden dat de verzekeraar slechts onder zeer bijzondere omstandigheden van die bevoegdheid gebruik mag maken.
De kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland heeft op 11 september 2020 een vonnis gewezen (ECLI:NL:RBMNE:2020:3843) waarin onderschreven wordt dat terughoudendheid dient te worden betracht bij het honoreren van een beroep op een en-bloc clausule door een verzekeraar. Slechts twee weken voor dit vonnis heeft de geschillencommissie van het Kifid in een identieke zaak uitspraak gedaan. De kantonrechter heeft stringenter getoetst dan de geschillencommissie.
Wat was er aan de hand?
Yarden is verzekeraar van circa 390.000 natura-uitvaartverzekeringen. De uitvaartverzekeringen bieden dekking voor een complete begrafenis of crematie. In de polisvoorwaarden van de uitvaartverzekeringen is een en-bloc clausule opgenomen.
Yarden verkeert in zwaar weer. Met name de solvabiliteit van Yarden is problematisch. De solvabiliteitsproblemen zijn (deels) ontstaan doordat het Yarden in 2007 niet gelukt is de natura-uitvaartverzekeringen rechtsgeldig om te zetten in sommenverzekeringen. In november 2018 heeft Yarden De Nederlandse Bank (DNB) bericht dat zij niet meer aan de wettelijke solvabiliteitseisen voldoet. Yarden heeft vervolgens een herstelplan bij DNB ingediend. Kern van dit herstelplan is een en-bloc-wijziging van de natura-uitvaartverzekeringen. De en-bloc-wijziging houdt in dat de waarde van het verzekerde uitvaartpakket wordt gemaximeerd. Gevolg hiervan is dat toekomstige kostenstijgingen van bijvoorbeeld crematoria, kist of vervoer voor eigen rekening van de verzekerden zullen komen. DNB heeft het herstelplan van Yarden goedgekeurd.
Bij brief van 1 juli 2019 heeft Yarden haar verzekeringnemers aangeschreven en een beroep gedaan op de en-bloc clausule in de polisvoorwaarden van de uitvaartverzekeringen. Verschillende verzekeringnemers hebben hiertegen bezwaar gemaakt.
De uitspraak van de geschillencommissie van het Kifid d.d. 26 augustus 2020
Een de verzekeringnemers van Yarden heeft een klachtprocedure opgestart bij de geschillencommissie van het Kifid. Bij uitspraak van 26 augustus 2020 heeft de geschillencommissie in het nadeel van de verzekeringnemer geoordeeld (GS Kifid 26 augustus 2020, nr. 2020-697). In overwegingen 3.6 en 3.7 van de uitspraak van de geschillencommissie wordt het volgende aangegeven:
“3.6 (…) De financiële situatie van Verzekeraar maakt dat de wijziging nodig is om te kunnen voldoen aan de wettelijke solvabiliteitsnormen en om een voor Consument nadeliger scenario te voorkomen. Onder deze uitzonderlijke omstandigheden is het inroepen van de maatregel door Verzekeraar naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar.
3.7 Gelet op alle feiten en omstandigheden is naar het oordeel van de Commissie het belang van Consument bij ongewijzigde voortzetting van de Verzekering, niet onevenredig hard geschaad door de opgelegde beperking van zijn rechten, ten opzichte van het belang van Verzekeraar om met de getroffen maatregel te kunnen voldoen aan de wettelijke solvabiliteitseisen. Het belang van Verzekeraar bij continuïteit van zijn onderneming dient immers in dit geval ook het belang van Consument. De conclusie is derhalve dat onder bovengenoemde omstandigheden een beroep op de en bloc-bepaling naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is.”
De uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland d.d. 11 september 2020
Twee weken na de uitspraak van de geschillencommissie van het Kifid, heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland vonnis gewezen in een kort geding dat 19 verzekeringnemers hebben geëntameerd tegen Yarden. De kantonrechter is er niet van overtuigd dat het beroep van Yarden op de en-bloc clausule toelaatbaar is. Het (voorlopige) oordeel van de kantonrechter luidt als volgt:
“4.18 Uit de brief van 11 september 2019 van de DNB volgt dat Yarden zelf het besluit heeft genomen om de en-bloc clausule uitsluitend ten aanzien van de naturapakketpolishouders als enige mogelijke hersteloptie in het herstelplan op te nemen. Weliswaar wordt in het herstelplan allerlei mogelijke herstelmaatregelen besproken en vervolgens als onvoldoende of niet billijk uitgesloten, maar dat neemt niet de indruk weg dat Yarden op voorhand uit was op toepassen van de en-bloc clausule uitsluitend ten aanzien van de naturapakketpolissen om zo de mislukte omzetting uit 2007 van naturapakketpolissen naar sommenpolissen enigszins te compenseren. In dat licht overtuigd het herstelplan vooralsnog onvoldoende. Dat DNB het herstelplan uiteindelijk heeft goedgekeurd maakt dat niet anders nu haar beoordeling slechts ziet op de vraag of Yarden aan de solvabiliteitseisen voldoet. Zoals gezegd past het in dit kort geding niet om de keuzes die zijn gemaakt te toetsen. Dat is voorbehouden aan de bodemrechter, zo nodig aan de hand van een onafhankelijk deskundige. Gelet op bovengenoemde omstandigheden acht de kantonrechter niet op voorhand uitgesloten dat de bodemrechter het gebruik van de en-bloc clausule, ondanks de precaire financiële positie van Yarden, in de gegeven situatie als in strijd met de redelijkheid en billijkheid maatschappelijk onaanvaardbaar acht.”
Commentaar:
Door zowel de geschillencommissie als de kantonrechter wordt onderschreven dat de en-bloc clausule het uiterste redmiddel moet zijn voor een verzekeraar in financiële nood. De geschillencommissie heeft aangenomen dat de financiële situatie van Yarden zo nijpend is dat een beroep op de en-bloc clausule is toegestaan. Bij de kantonrechter bestaan hierover twijfels. De kantonrechter acht niet uitgesloten dat Yarden haar financiële problemen ook op andere wijze kan oplossen dan met een beroep op de en-bloc clausule. Reden waarom de kantonrechter niet uitsluit dat het beroep van Yarden op de en-bloc clausule naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar kan zijn.
Het vonnis van kantonrechter is gewezen in kort geding. Het betreft dus een oordeel met een voorlopig karakter. De bodemrechter zal nog een definitief oordeel moeten vellen. Gezien de terughoudende lijn in de rechtspraak, vermoed ik dat Yarden er nog een hele kluif aan gaat hebben om de bodemrechter ervan te overtuigen dat haar beroep op de en-bloc clausule toelaatbaar is.