Compensatie voor gemiste inkomsten uit zwart werk bij letselschade

September 2024

Eerder schreef ik een blog over de vraag wie aansprakelijk is voor een ongeval dat een kraanmachinist aan boord van een schip was overkomen. De rechtbank Zeeland-West Brabant oordeelde dat zowel de producent van de kraan als de werkgever van de kraanmachinist aansprakelijk waren voor het ontstaan van het ongeval. Dit hield in dat zowel de producent als de werkgever naar rato van hun bijdrageplicht de door de kraanmachinist geleden en in de toekomst te lijden schade moesten vergoeden. Maar welke schade kan een benadeelde na een ongeval van de aansprakelijke partij nu eigenlijk claimen en hoe wordt de schadeomvang begroot?

In dit blog zal ik nader ingaan op de begroting van doorgaans de grootste schadepost; het verlies aan verdienvermogen. Meer specifiek komt de vraag aan de orde of ook inkomsten uit zwart werk voor vergoeding in aanmerking komen. De Hoge Raad heeft over dit laatste in een recent arrest[1] nadere duidelijkheid gegeven.

In het algemeen hebben partijen bij de schaderegeling weinig discussie over de vraag hoeveel schade de benadeelde door het ongeval reeds heeft geleden. De discussie spitst zich met name toe op de vraag hoe de toekomstige, nog niet ingetreden, schade moet worden begroot. Vooral als het gaat om toekomstig verlies aan verdienvermogen. Niemand weet immers precies hoe de werksituatie en het daarbij behorende inkomen van de benadeelde zonder ongeval zich zou hebben ontwikkeld.

Vaste rechtspraak toekomstig verlies aan verdienvermogen

Het is inmiddels vaste rechtspraak[2] van de Hoge Raad dat het bestaan en de omvang van schade door verminderd arbeidsvermogen als gevolg van een aansprakelijkheid vestigende gebeurtenis moet worden vastgesteld door een vergelijking te maken tussen het inkomen van de benadeelde in de feitelijke situatie na die gebeurtenis en het inkomen dat de benadeelde in de hypothetische situatie zonder die gebeurtenis zou hebben verworven. De stelplicht en bewijslast van het bestaan en de omvang van de schade rusten in beginsel op de benadeelde.

Aan de benadeelde mogen in dit verband echter geen strenge eisen worden gesteld; het is immers de aansprakelijke veroorzaker van het ongeval die aan de benadeelde de mogelijkheid heeft ontnomen om zekerheid te verschaffen omtrent hetgeen in die hypothetische situatie zou zijn geschied. Bij de beoordeling van de hypothetische situatie komt het dan ook aan op hetgeen hieromtrent redelijkerwijs te verwachten valt. In dit verband dienen de goede en kwade kansen te worden afgewogen, bij welke afweging de rechter een aanzienlijke mate van vrijheid heeft.

Verdeeldheid compensatie voor gemist zwart werk

Zo’n twintig jaar geleden heeft de Hoge Raad[3] impliciet geoordeeld dat bij de begroting van de schade door het verlies aan verdienvermogen, ook rekening kan worden gehouden met fiscaal niet verantwoorde inkomsten (zwart werk). Impliciet, omdat de rechtbank de vordering van de benadeelde had toegewezen en het bij de Hoge Raad alleen nog ging over de hoogte van het bedrag dat door de rechtbank was toegewezen, en de wijze waarop de schade door de rechtbank was vastgesteld. Sindsdien is binnen de literatuur en jurisprudentie verdeeldheid over de vraag of de aansprakelijke veroorzaker de benadeelde ook moet compenseren voor gemist zwart werk.

Tegenstanders bepleiten dat schade aan een niet-rechtmatig belang niet voor vergoeding in aanmerking komt en dat gederfde inkomsten uit zwart werk moeten worden aangemerkt als schade aan een niet-rechtmatig belang. Indien verzekeraars gehouden zouden zijn gederfde inkomsten uit zwart werk als schade te vergoeden, dan zouden zij volgens deze tegenstanders een rechtshandeling moeten verrichten die nietig is op grond van artikel 3:40 BW. De inhoud van de rechtshandeling, het vergoeden van gemiste zwarte inkomsten, zou immers in strijd zijn met de goede zeden of de openbare orde.

Voorstanders daarentegen bepleiten dat men inkomen kan verdienen zowel door middel van wit als zwart werk en dat beide manieren van inkomen verdienen de omvang van het totale verlies aan verdienvermogen bepalen indien als gevolg van letsel werken blijvend onmogelijk is geworden. Dat zwart werk niet is toegestaan volgens de fiscale regels en strijdig is met de goede zeden doet daar volgens de voorstanders niks aan af. Zwart werken zou niet onder de categorie ‘schade aan een niet rechtmatig belang’ vallen, nu het werk zélf niet onrechtmatig zou zijn.

Uitspraak Hoge Raad van 12 april 2024

De Hoge Raad heeft op 12 april 2024 deze discussie beslecht. In deze zaak ging het om een zelfstandig ondernemer[4] die tijdens de uitvoering van zijn werkzaamheden gewond raakte bij een val van een ladder. Bij de begroting van de schade door het verlies aan verdienvermogen stelde de benadeelde dat hij vóór het ongeval vijf keer zoveel inkomsten had dan blijkt uit het door de accountant op gezamenlijk verzoek van partijen opgestelde bedrijfseconomisch rapport. Naast de fiscaal verantwoorde inkomsten, stelt benadeelde immers ook inkomsten te hebben gehad die niet in de administratie zijn verwerkt. De aansprakelijke verzekeraar stelde zich primair op het standpunt dat bij de begroting van de schade door het verlies aan verdienvermogen alleen het fiscaal verantwoorde inkomen betrokken zou mogen worden. Subsidiair stelde de aansprakelijke verzekeraar dat zij alleen tot vergoeding is gehouden indien en voor zover de benadeelde stelt en bewijst dat hij die fiscaal niet-verantwoorde inkomsten ook (en in dezelfde omvang) zou hebben genoten en zou zijn blijven genieten indien op die inkomsten de toepasselijke belastingen en premies zouden zijn ingehouden of afgedragen. Zowel in eerste als in tweede aanleg is de aansprakelijke verzekeraar in het ongelijk gesteld. De aansprakelijke verzekeraar is in cassatie gegaan.   

De Hoge Raad (r.o. 3.1.2) verwijst bij de bespreking van de cassatiemiddelen allereerst naar zijn vaste rechtspraak over de begroting van de schade door het verlies aan verdienvermogen. Opvallend is dat de Hoge Raad twee kleine nuanceringen doorvoert ten opzichte van die vaste rechtspraak. Zo benoemt de Hoge Raad ten aanzien van de bewijslast van de benadeelde niet meer dat het de aansprakelijke veroorzaker van het ongeval is geweest die aan de benadeelde de mogelijkheid heeft ontnomen om zekerheid te verschaffen omtrent hetgeen in die hypothetische situatie zou zijn geschied. Daarnaast spreekt de Hoge Raad over de ‘geschatte’ inkomsten in de hypothetische situatie in plaats van de eerder genoemde te ‘verwachten’ inkomsten in de hypothetische situatie.

Vervolgens oordeelt de Hoge Raad (r.o. 3.1.3) dat bij de begroting van de schade door het verlies aan verdienvermogen rekening kán worden gehouden met fiscaal niet verantwoorde inkomsten, mits het gaat om werkzaamheden waarvan het verrichten als zodanig rechtmatig is. Dat de benadeelde vóór de aansprakelijkheid vestigende gebeurtenis dergelijke inkomsten had, duidt volgens de Hoge Raad erop dat de benadeelde door arbeid inkomen kon verwerven. In het geval dat het bestaan en de omvang van de door de benadeelde gestelde zwarte werkzaamheden bewezen worden geacht dient volgens de Hoge Raad (r.o. 3.1.4) beoordeeld te worden:

  1. of, en zo ja, in welke omvang de benadeelde in de hypothetische situatie deze werkzaamheden zou hebben verricht, dan wel ter vervanging daarvan andere werkzaamheden zou hebben verricht, en
  2. welk netto-inkomen, na inhouding of afdracht van de verschuldigde belasting en premie, de benadeelde met deze werkzaamheden zou hebben ontvangen.  

Conclusie

De Hoge Raad heeft twintig jaar geleden al impliciet geoordeeld dat bij de begroting van de schade door het verlies aan verdienvermogen rekening kan worden gehouden met fiscaal niet verantwoorde inkomsten. Desondanks zorgde het onderwerp nadien voor de nodige discussie in de literatuur en jurisprudentie. Door het recente arrest van de Hoge Raad wordt deze discussie beslecht.

Overigens zal het voor de benadeelde niet eenvoudig zijn de omvang van de zwarte werkzaamheden te bewijzen omdat zwart werk buiten de boeken wordt gehouden. En als hij al het inkomen uit zwart werk kan bewijzen, moet alsnog de verschuldigde belasting en premie van dat zwarte inkomen worden afgetrokken om uit te komen op het ‘legale’ netto-inkomen.

Je kunt je afvragen of hiermee een wenselijke situatie ontstaat. Zwart werk is immers in strijd met de wet en het resultaat van het arrest van de Hoge Raad is dat deze onwettige situatie in stand wordt gehouden. Bovendien kiest de zwart werker er zelf voor om zwart te werken en hij neemt daardoor ook eventuele negatieve consequenties voor lief. Over zwarte werkzaamheden bouwt men bijvoorbeeld geen pensioen op en bij ziekte komt men niet in aanmerking voor belangrijke sociale voorzieningen. De vraag is waarom een aansprakelijke veroorzaker bij letsel dan wél de gemiste zwarte inkomsten zou moeten compenseren. De hoofdregel binnen het aansprakelijkheidsrecht is immers nog altijd; “ieder draagt zijn eigen schade, tenzij..”

Om in een letselschadezaak schade correct te kunnen begroten is specialistische kennis vereist. Bij Van Traa hebben wij die kennis in huis en wij staan cliënten daarin ook graag bij. Heeft u vragen over de begroting van schade in een letselschadekwestie? Neem dan gerust contact met ons op.

* * *

[1] HR 12 april 2024, ECLI:NL:HR:2024:568.
[2] Zie het arrest van 12 april 2024, r.o. 2.6, waar deze rechtspraak wordt vermeld in r.o. 5.32 van het voorgaande arrest van het hof.
[3] HR 24 november 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA8453.
[4] Het ging om een eenmanszaak op het gebied van internetproducten, beveiligingscamera’s en schotelantennes.

Deel dit artikel

Gerelateerde artikelen

Nieuwsbrief

Wilt u op de hoogte blijven van belangrijke ontwikkelingen en updates, dan kunt u zich aanmelden voor onze nieuwsbrief!

©2024 Van Traa advocaten N.v. Alle rechten voorbehouden